Op 4 mei 2023 werd de wet goedgekeurd die een nieuw boek XIX invoert in het Wetboek Economisch Recht, nl. “schulden van de consumenten”. De eerdere wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument wordt opgeheven en nieuwe regels gelden voortaan, zowel voor wat betreft de intresten en schadebedingen die kunnen aangerekend worden aan de consument als voor wat betreft de wijze waarop schulden van consumenten kunnen ingevorderd worden.
Welke schuldeisers?
De wetgever had tot doel de consument te beschermen tegen “professionals”, tegenover wie zij zich volgens de voorbereidende werken steeds in een zwakkere positie zouden bevinden. De “professionals” zijn uiteindelijk juridisch vertaald als “ondernemingen”, welke onder Boek XIX een eigen definitie krijgen, nl. “iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen.”
Hieronder vallen niet alleen de meubelwinkel, maar de bouwpromotor die onroerende goederen verkoopt, de aannemer die bouwt voor een consument, parkeerbedrijven, ziekenhuizen of patrimoniumvennootschappen die appartementen verhuren aan consumenten. Ook overheden vallen onder de definitie “onderneming” voor dit deel van hun activiteiten die geen deel uitmaken van hun wettelijke opdracht van algemeen belang. Een vereniging van mede-eigenaars daarentegen valt o.i. buiten dit toepassingsgebied, nu de VME geen rechtspersoon is die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft. Zij heeft enkel als doel het behoud en het beheer van het gebouw of de groep van gebouwen. Bij een VME is geen sprake van “een duurzame activiteit op de markt, waardoor concurrentie met andere ondernemingen ontstaat.”
Wie is consument?
Consument is iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen. Hieronder vallen niet alleen diegene die goederen aankopen of een abonnement afsluiten, maar bijvoorbeeld ook de huurder die huurt van een onderneming (maar dan niet voor handelshuur).
Aanrekenen van intresten en schadebedingen.
Gedaan met betaalvoorwaarden die voorzien dat de schulden bij niet betaling op de vervaldag van rechtswege en zonder ingebrekestelling vermeerderd worden met intresten en een schadebeding. Intresten aanrekenen aan een consument kan pas als er eerst een ingebrekestelling of herinnering is verstuurd aan hem. Pas als deze ingebrekestelling zonder gevolg is gebleven gedurende ten minste 14 kalenderdagen, kunnen intresten aangerekend worden. Deze termijn van 14 worden vangt aan op de derde werkdag na verzending van de herinnering indien deze per post wordt verstuurd of van de kalenderdag volgend op de dag van verzending van de herinnering per elektronische post. Is de onderneming een KMO, dan kan voorzien worden dat intresten lopen vanaf de dag na verzending van de herinnering.
Welke intresten?
Indien niets bedongen werd in de overeenkomst met de consument, dan kunnen er enkel intresten aangerekend worden aan de wettelijke intrestvoet, d.i. de intrestvoet die jaarlijks vastgelegd wordt op grond van de Wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen interest. Momenteel (sedert 1 januari 2023) is dit 5,25%.
Voorzien de betalingsvoorwaarden in een hogere intrestvoet, dan mogen die nooit hoger zijn dan de intrestvoet toepasselijk in handelszaken. De intrest in handelszaken wordt semestrieel vastgelegd. Momenteel (sedert 1 januari 2023) is dit 10,5%. Zijn de bedongen intresten toch hoger, dan wordt dit beding voor niet geschreven gehouden, t.t.z. dan kunnen enkel de wettelijke intresten gevorderd worden.
Intresten kunnen alleen aangerekend worden op de nog openstaande som.
Moet je kiezen tussen een forfaitair schadebeding of verwijlintresten?
Neen. Beide kunnen gecumuleerd worden. In de voorbereidende werken staat immers uitdrukkelijk: “Het staat de onderneming vrij om in haar schadebeding een keuze te maken voor de toepassing van of een verwijlinterest, of een forfaitaire vergoeding, dan wel beide.”
Aanrekenen van schadebedingen.
Ook de schadebedingen zijn voortaan geplafonneerd, afhankelijk van het openstaand bedrag in hoofdsom.
tot 150 € -> 20 €
tussen 150,01 -500 € -> 30 € + 10% op de schijf boven 150,01 €
vanaf 500 € -> 65 € + 5% op de schijf boven 500 € met een maximum van 2.000 €
Wat als de betaalvoorwaarden of het contract een hogere schadevergoeding vastleggen? In dat geval wordt dit beding voor niet geschreven gehouden en kan er dus geen schadevergoeding aangerekend worden. Er is dus geen herleiding van het schadebeding tot wat wettelijk toegelaten is.
De eerste ingebrekestelling of herinnering
Een eerste herinnering of ingebrekestelling kan pas verstuurd worden eens de vervaldatum van de schuld verlopen is. Een anticipatieve ingebrekestelling geldt derhalve niet.
De eerste ingebrekestelling of herinnering is steeds kosteloos. Betreft het een overeenkomst betreffende regelmatige levering van goederen of diensten (zoals periodieke abonnementskosten, huurgelden, …) dan zijn per kalenderjaar drie herinneringen kosteloos. Voor eventuele bijkomende herinneringen mag nooit meer dan 7,50 € worden aangerekend, vermeerderd met de portkosten (kosten postzegel of kosten aangetekende zending).
De herinneringen dienen verstuurd te worden op een duurzame drager. Een duurzame drager wordt door het WER gedefinieerd als: “elk hulpmiddel dat een fysieke persoon of rechtspersoon in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan, op een wijze die deze informatie voor hem toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een tijdsduur die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt. Voor zover deze functionaliteiten bewaard worden, kunnen als duurzame gegevensdrager beschouwd worden het papier of, in een digitale omgeving, een e-mail ontvangen door de bestemmeling of een elektronisch document bewaard op een opslagapparaat of toegevoegd aan een e-mail ontvangen door de bestemmeling.” De consument dient derhalve een brief (of bericht) te ontvangen, in de vorm van een postzending, een ter post of elektronisch aangetekende brief, een e-mail, een sms enzovoort.
De ingebrekestelling dient minimaal een aantal gegevens te vermelden:
- De naam of benaming en het ondernemingsnummers van de onderneming die schuldeiser is
- Een beschrijving van het product of de dienst dat de schuld heeft doen ontstaan, alsook de datum van opeisbaarheid van deze schuld
- Het verschuldigd saldo en het bedrag van het schadebeding welk zal worden geëist bij uitblijven van betaling
- De termijn binnen dewelke de schuld moet worden terugbetaald vooraleer intresten en schadebeding worden aangerekend (d.i. minstens 14 kalenderdagen)
- Is de schuldeiser een KMO, dan kan vermeld worden dat de intresten reeds aangerekend worden vanaf de dag volgend op verzending van de herinnering.
Moet deze herinnering per aangetekend schrijven verstuurd worden? Niet noodzakelijk. Het mag ook per gewone brief of per e-mail. Feit is wel dat de onderneming-schuldeiser is die dient te bewijzen dat hij een herinnering heeft verstuurd (en dat deze voldoet aan de wettelijke vereisten).
Vanaf wanneer geldt dit alles?
Boek XIX WER werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 23 mei 2023. De wet treedt in werking op de eerste dag van de vierde maand die volgt op deze publicatie, hetzij vanaf 1 september 2023, en zal gelden voor overeenkomsten gesloten vanaf dat moment. Vanaf zeven maanden na haar bekendmaking, d.i. dus vanaf 1 december 2023, is de wet ook van toepassing op lopende overeenkomsten. Alsdan geldt dus ook voor elke vervallen en onbetaalde schuld die vanaf dan ontstaat, ook al vloeit deze voort uit een overeenkomst die voor inwerkingtreding werd gesloten.
Wat nu reeds doen?
Vooreerst is er weer werk aan de winkel om de betaalvoorwaarden in je overeenkomsten of algemene voorwaarden aan te passen. Wijken de bepalingen inzake intresten en schadebedingen af van de wet, dan worden ze immers voor niet geschreven gehouden. Dus bekomt je niets.
Kan je voortaan tweetrapsbetalingsvoorwaarden voorzien, met intresten en een schadebeding verschuldigd in het kader van de minnelijke invorderingsfase en vervolgens verhoogde intresten en schadebeding indien tot gerechtelijke invordering dient te worden overgegaan? Neen. Er is nog steeds artikel 1023 Ger. W. welk stelt: “Ieder beding tot verhoging van de schuldvordering ingeval deze in rechte zou worden geëist, wordt als niet geschreven beschouwd.”
Vastgoedmakelaars-bemiddelaars en notarissen kunnen best hun model compromis aanpassen, althans als de verkoper een vastgoed professional is. Hetzelfde voor de huurovereenkomsten van vastgoed professionals aan consumenten.
Denk er ook over na om de betaaltermijnen destijds aan te passen. Contante betaling betekent voortaan immers dat het minstens tot kalenderdagen 14 dagen na je herinnering duurt vooraleer je intresten en een schadebeding zal kunnen opeisen.
Voorzie een standaard template van herinnering, welke beantwoordt aan alle wettelijke vereisten. Anders loop je het risico dat je herinnering niet als een herinnering in de zin van Boek XIX WER wordt aanzien, met als gevolg dat zij geen recht oplevert op intresten en schadebeding.
En start sneller de gerechtelijke invordering op.
Wat nog?
Dezelfde wet voorziet ook bepalingen voor de “schuldindustrie”, t.t.z. voor ondernemingen (ook gerechtsdeurwaarders en advocaten) die voor hun cliënten overgaan tot minnelijke invordering van schuldvorderingen. Meer hierover in een latere nieuwsbrief.
Een reactie op “Onbetaalde rekeningen van consumenten – nieuwe regeling inzake invordering van schulden B2C”
Reacties zijn gesloten.